Zingend uit bed

Ik koos tijdens de opleiding verpleegkunde voor het ziekenhuis vanwege de actie: snelheid, veel slangen, bloed, spuiten en pingelende apparaten,… je weet wel, het hele E.R.-plaatje. Gelukkig werd mij in het tweede jaar een ziekenhuisstage toegewezen: de verpleegafdeling neurologie van het Radboud UMC. Ondanks dat ik neurologie het meest onbegrijpelijke boek vond van mijn meterslange boekenlijst, was ik blij dat ik in het ziekenhuis terecht kon. Mijn klasgenoot welke zelf het voorgaande jaar al op neurologie geweest was, hoorde mijn blije verhaal aan. Zij vond het maar billenwasserij. Ik kon haar niet geloven: eerst maar eens zelf ervaren.

Ze vond het maar billenwasserij. Ik kon het niet geloven.

Uit het donkere kleedhok kwam ik in mijn ziekenhuiskloffie de afdeling op: een breed verlichte gang met aan weerskanten kamers. Op links een mannelijke verpleegkundige die de patiënten vrolijk en hartelijk een goedemorgen wenste en voor mij zie ik, bij de splitsing tot achter de balie, nog twee collega’s die rustig patiëntenkamers binnen lopen. De één met een urinefles en de ander met een bloeddrukmeter met pen en kladblok (2008, jawel). De kleinere collega komt weer lachend pratend de kamer uit, blijkbaar al in een lolletje verzeild geraakt met een patiënt. Wat een rust en gemoedelijkheid. Ik vond het nu al wat.

Ik dacht dat de patiënte verlamd was.

De mannelijke collega en de collega die een kop kleiner was dan mij, bleken mijn aangewezen stagebegeleiders te zijn: Wil en Myriam. Op een ochtend vroeg Myriam aan mij of ik de mevrouw op de kamer waar zij lachend uit kwam, uit bed kon helpen om te douchen. De patiënte was wat corpulent, lag veel op bed en ik dacht eerlijk dat ze verlamd was. Kon zij eruit komen dan? Probeert Myriam mij voor het karretje te spannen? Ik had geen idee. Myriam, mijn gezicht lezende, legt uit dat de mevrouw de ziekte van Parkinson heeft en vraagt mij of ik dat ken. Behalve dat mijn opa parkinson had kende ik de ziekte verder niet. Lopen zal waarschijnlijk wel heel moeilijk worden naar de badkamer, dacht ik bij mezelf. Ze laat me zien hoe ze het aanpakt.

Alsof ze met haar moeder aan de arm boodschappen ging halen

Ze maakt een praatje met de mevrouw op bed en zet het bed op de juiste stand. De mevrouw komt met hulp overeind. Het contrast tussen de twee is groot. Ik denk dat Myriam twee keer in de mevrouw zou passen. Maar dan: ze staat recht voor de mevrouw en spreekt haar duidelijk toe. ‘Daar gaat-ie weer hè? Komtie:…’ En er werd gezongen. Gezongen? Ja, gezongen. Samen, en niet zo zachtjes ook. Een oud-Hollands liedje waar ik nog nooit van heb gehoord en waarschijnlijk nooit zal kennen ook. Er kwam ritme in het lijf van de corpulente dame en Myriam kreeg haar van het bed naar de badkamer, alsof ze met haar moeder aan de arm de boodschappen ging halen. Halverwege nog even de rollator mee en gaan met die banaan. Mijn mond viel nog net niet open van verbazing. Één ding was mij duidelijk: ik heb nog een lange weg te gaan.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *