Een lief gerimpeld gezicht doet open. De vrouw komt niet hoger dan mijn schouderlengte. De rollator wordt met een grote bocht de brede gang in gekeerd en we lopen samen naar de woonkamer. Een hysterisch keffend hondje weet zich behendig om de rollator heen te bewegen. ‘Herman, in je mand nu!’ roept de vrouw. Naast de sta-opstoel ligt een stapeltje haakwerk – de bekende granny squares, een loep, een Ipad en een medicatiekastje met wekker. Een oase van vetplanten siert het hele raamkozijn. Daartussen ligt een keukenpapiertje met alle benodigdheden voor een glucosemeter uitgestald.
‘Vandaag heb ik achter mijn computer gezeten’ vertelt ze. ‘Wat goed!’ zeg ik wat onbenullig bevooroordeeld, niet wetende maar wel nieuwsgierig naar wat er komen ging. ‘Normaal doe ik alles met de iPad,’ ze ploft in de stoel, grijpt een hendel en zwiept het beendeel omhoog, ‘…en de computer had ik heel lang niet meer gebruikt. Maar ik kreeg iets niet voor elkaar op de iPad, dus ik moest wel.’
‘Wilde u een brief schrijven?’ vraag ik, terwijl ik de glucosemeter in elkaar klik.
‘Nee hoor, dat kan ook op de iPad. Ik doe er alles mee.’
‘Ik ben op de computer nu van Windows 7 naar 10 gegaan en moest wat berichten wegwerken wat niet lukte met de iPad. Andere mensen die ik erover spreek vonden de overgang maar niks, maar dat is mij dus meegevallen. Dat is het probleem niet.’ Ik klik het apparaatje in haar ontblote bovenarm en onthul de bevestigde naald. Zij vervolgt: ‘Alleen die berichten van het Ministerie van huppeldepup… lukte me niet.’ Ze kijkt bedenkelijk naar haar bureau aan de overkant, naast de hondenmand. Het verontwaardigde hondje hangt met zijn kop over de rand en kijkt bedenkelijk naar mij.
Ik zet mijn gedachte over afdeling Huffelpuf en het Ministerie van Toverkunst opzij en zeg: ‘Bedoelt u van de overheid?’
‘Ja!’ en haar vinger wijst omhoog, ‘Dat is het! ”Mijn Overheid”. Dat lukte me niet. Ik heb ik weet niet hoeveel berichten in mijn e-mail en laat ze maar gaan. Ik kom er niet in?! Dan moet je weer inloggen met een wachtwoord weet je wel…’, ze maakt een wuifend gebaar, ‘Pfff… ik denk: laat maar.’
‘Heeft u wel iemand die u daarbij kan helpen, één van de kinderen misschien?’
‘Ja, dan moet ik iemand laten komen… Ach ja. Dat komt wel.’
Ze kijkt me glimlachend aan.
Dan gebaart ze met haar arm.
‘Maar kom kijken, je moet dit echt eens even zien!’ En ze pakt de tas met bolletjes wol.
